Het was druk geweest op het busstation van Thies. Asanne
had meegeholpen om de bagage op het dak van de meer dan veertig jaar oude
Renault autobus vast te sjorren. Zoals gewoonlijk waren er weer meer passagiers
dan beschikbare zitplaatsen
verkocht. Door het overgewicht op het dak zakte de bus bijna door luchtgeveerde
schokbrekers. Asanne was moe. Vroeg in de ochtend waren zij uit St. Louis
vertrokken en na een paar uur herladen zou dus bus rond middernacht in St.
Louis terug keren. Op de achterkant van de bus waren lang geleden twee smalle ladders gelast. Aan de onderkant verbonden met een lange treeplank waarop een of
twee ‘apprenti’ konden staan. Asanne werkte al weer twee jaar als apprenti op
de bus van Sering de oude chauffeur die hij nog kende toen hij in de
koranschool woonde.
Asanne had achterin de bus bij de achterdeur op een heel
klein klapbankje gezeten. Veel passagiers waren al in slaap gevallen en de
warme lucht in de bus maakte dat Asanne de achterdeur opendeed en onder het
rijden met een wijdbeens sprong naar de ladder op de achterkant van de bus
klauterde. Hij vond de warme avondlucht en de wind heerlijk. De wind tilde zijn
hemd op en de koelere lucht streek over zijn magere bovenlichaam. De bus
slingerde zich over donkere weg af en toe wat snelheid terugnemend als er een
schaars verlicht dorp werd gepasseerd. Asanne had er een gewoonte van gemaakt
om zijn armen om de ladder heen te slaan en rechtopstaand kon hij toch wat
slaap inhalen. Hij droomde dan vaak over verre reizen en oorden waar hij foto’s
van had gezien in oude tijdschriften. Of over zijn oudere broer die met een
boot ’s nachts was vertrokken en nu in Spanje zou wonen. Kort voor middennacht
wipte de achteras van de bus door een onverhoeds scherpe bocht en diepe kuil en
slingerde de slapende Asanne van het kleine treeplankje.
Het lichaam van de slapende Asanne kwam hard met het
asfalt in aanraking. Zijn gestrekte lichaam rolde met grote vaart van het hoger
gelegen talud. Om een paar meter lager door de hoog opgeschoten struiken tot
stilstand te komen. Pas in St. Louis zou men bemerken dat Asanne er niet meer
was. Sering en de andere apprenti maakten zich geen zorgen. Zij waren moe en
zouden Asanne in de ochtend wel weer zien. Als de bus opnieuw zou vertrekken. De
vroege ochtendzon scheen over het magere gezicht van Asanne. Hij leek veel
jonger dan zeventien. Alhoewel hij niet zeker wist of hij wel zeventien jaar
oud zou zijn. Op zijn dorp werden nooit geboorteaangiftes gedaan. Er werd eerst
gekeken of het kind levensvatbaar was. Asanne had twee zusjes gehad die kort na
de geboorte waren gestorven. Ndeye zijn moeder had de vier weken oude tweeling
’s morgens dood gevonden. Asanne was vijf jaar oud geweest en had op de mat
geslapen met zijn andere broertjes toen hij wakker werd van de zacht huilende
Ndeye die de beide baby’s dicht tegen zich aan had gedrukt en gebeden prevelde
afgewisseld met en toon van verdriet die hij nooit eerder had gehoord. Asanne
was stil bij zijn moeder gaan zitten. Aan het eind van de middag waren de
baby’s in lappen gewikkeld en buiten het dorp in een diepe kuil begraven.
Gorgui de dorpsoudste had gebeden opgezegd. Asanne had op zijn hurken gezeten
naar de gezichten van de grote mensen gekeken. Verweerde gezichten. Zijn vader
was er niet geweest die kwam alleen tijdens de ramadan en bracht dan soms
kleine cadeautjes mee uit het verre Dakar. Vader hield dan ook de nieuwe baby
vast terwijl de andere kinderen om hem heen stonden.
Het ochtendlicht verwarmde het lichaam van Asanne. Zijn
ogen gingen open. Langzaam trok de warmte door zijn bovenlichaam naar beneden.
Zijn hemd was door de rolpartij gescheurd en lag open en half gedrapeerd langs zijn
armen. Uit zijn afgezakte oude zwarte broek stak de rode voetbalbroek van zijn
geliefde Spaanse voetbalclub waar zijn oudere broer dicht bij zou wonen. Het
bewustzijn kwam langzaam in Asanne terug. Hij probeerde zich te bewegen. Dat
lukte niet. Op het gezicht van Asanne verscheen een glimlach. Hij kon niet
begrijpen dat zijn lichaam niet wilde luisteren. Vroeger ging dat als vanzelf.
Hij wist ook dat hij geen pijn had. Hij kende pijn. Als hij door zijn
koranleraar met een stok of een riem werd geslagen had hij geleerd niet te
schreeuwen maar juist de pijn in te slikken. Want hoe harder hij huilde des te
harder sloeg de Oustache. Hij was soms te moe geweest om de oude Arabische woorden die
samen een spreuk of gebed vormenden telkens en opnieuw te herhalen. De woorden
herkende hij op de houten afgeronde planken die de andere leerlingen
voortdurend met elkaar ruilden.
Ndeye zijn moeder was stil geweest toen haar werd verteld
dat Souleymane haar echtgenoot had laten weten dat hij in Dakar een tweede
vrouw had getrouwd. Ook de andere vrouwen in het kleine dorp wisten wat dit
betekende. Er zou minder geld uit Dakar komen. Enige maanden later was Modou
uit het andere dorp bij Ndeye langsgegaan. Hij had Ndeye verteld dat hij geen
boer meer zou zijn het land was te droog geweest en hij voelde zich verlicht door nieuwe inzichten. Hij had een nieuwe roeping. Hij was tot het besluit gekomen om
zich als koranleraar in St. Louis te gaan vestigen. Hij wilde zijn eigen Daara
openen en gunde ook de vele jongens in het dorp de mogelijkheid om zich tot
Allah te wenden door studie van de Koran. Hij had al 17 kleine volgelingen en
vroeg ook aan Ndeye of zij een of twee van haar jongens aan hem toe wilde
vertrouwen. Vroeger, voor de grote droogte was er niet ver het dorp ook een
Daara geweest. Het was een afgeschermd stuk land en bij de ingang was door de
leerlingen een lemen gebouw met een dak van riet en gedroogde takken gebouwd waar zij met
soms wel vijftig jongens les hadden gekregen van de strenge maar vriendelijke
Oustache Mbaye. De jongens waren altijd schoon geweest en hadden ook vele uren
op het land doorgebracht om te zaaien en te oogsten. Alleen op de
woensdagmiddagen zwermden de vele jongens uit met hun halve kalabasschalen om suiker,
rijst, bonen of ander eten bij hun ouders en buren op te halen. De volle
schalen waren een teken van waardering voor de goede zorgen van de koranleraar. Dat was vroeger.
Asanne was ongeveer zeven jaar oud geweest en met zijn
drie jaar oudere broer en achttien andere jongens in een oude witte bus zonder glas in de ramen naar St. Louis vertrokken. Ndeye had gezegd dat zij niet mochten huilen
en goed naar de Oustache moesten luisteren. Hun leven zou veranderen en beter
worden had Ndeye gezegd. Asanne had zijn moeder lang aangekeken en in haar
gezicht gezocht of er ergens een uitdrukking was waardoor hij bij haar kon
blijven. Net zoals de andere moeders had Ndeye een grote wijde hoofd en
schouderdoek omgeslagen en leek hiermee te willen vertellen dat haar besluit
vast stond. De schaarse bezittingen van de twintig jongens waren in drie grote
linnen zakken samengebracht en op het dak vastgebonden. Asanne was geschrokken
van het rauwe geluid van de motor. Het was de eerste keer dat hij in een bus
zat en hij verbaasde zich over de wijze waarop het landschap onder en opzij van
de bus hem meenam naar het onbekende oord waar hij enige uren later in het
donker terecht zou komen. Modou die vroeger boer was geweest wilde nu Oustache
genoemd worden. Hij verteld de jongens in de bus dat hij voor hen zijn
leerlingen en zijn Talibes, alles had opgegeven. Zijn vrouw en kinderen zouden
achterblijven en hij zou hun de weg wijzen naar kennis die groter was dan het
leven. Door armoede en eenvoud zouden zij eerder begrijpen wat de boodschap van
Mohammed zou zijn. Als zij hem zouden volgen zoals hij Oustache Modou,
Mohammed volgde. Dan zou de beloning in het paradijs vele malen groter en
mooier zijn dan het harde leven op aarde. De jongens waren onder de indruk
geweest van Modou die zo veranderd leek en in zijn lange witte Boeboe gewaad en nu zoveel indruk maakte.
Asanne zou bijna zeven jaar in het ommuurde grondstuk
vlak bij de zee verblijven. Er was een kleine kamer voor de Oustache met een
gordijn als deur. Door de jaren heen had de Oustache ook vaak kleine papiertjes
opgerold met daarop een krachtige spreuk uit de koran. De rolletjes werden met
wat zand in een leren zakje genaaid en van een zwarte koordje voorzien. Soms
met kralen versierd. Deze gris-gris werden als talisman verkocht aan mensen die
kracht of bescherming nodig hadden. De Oustache was steeds succesvoller
geworden met de verkoop van zijn gris-gris. Hij werd nu ook Marabout genoemd.
De jongens sliepen naast de kamer van de koranleraar. Onder een groot afdak
waar ook de opgerolde matten stonden en de linnen zakken met oude kleding. Elke
dag werd er water gezocht in de wijk en sleepten een paar leerlingen de 10
liter waterflessen naar de Daara. Veel tijd voor koranlessen was er nooit
geweest. Alle jongens brachten op blote voeten vaak meer dan twaalf uur per dag
door met bedelen. Er moest immers door iedere jongen meer dan 500 CFA opgehaald
worden. Op straat was het vaak ook leuker dan in de Daara. Er veel te beleven
en als je geluk had dan vulde het grote lege tomatenpuree blik zich met rijst,
suiker of gekregen etensresten. Die 500 CFA bleven echter wel verplicht maar de
extra hapjes waren wel een prettige aanvulling. Vooral als het ’s nachts koud
was dan was het prettig geweest als er nog wat extra eten voor het slapen
verorberd kon worden. De jongens sliepen dicht tegen elkaar aan. De warmte die
zij elkaar konden geven onder het dunnen laken was niet altijd voldoende
geweest.
Asanne had met verbazing geaccepteerd dat zijn lichaam
niet meer wilde bewegen. Hij had de pogingen opgegeven om signalen te geven aan
zijn benen en armen. Die bleven roerloos. De warmte van de zon nam toe en
Asanne begon licht te zweten soms werden zijn ogen vochtig maar door de zon
verdampte het weinig vocht. De kleine mieren op zijn voeten voelde hij
nauwelijks. Telkens opnieuw kwamen er beelden van vroeger als een
fototentoonstelling voor zijn ogen. Er waren ook momenten dat hij de geur van
zijn moeder dacht te ruiken of Maimouna. Haar handen waren zo zacht geworden
door de zeep als hij door haar gebaad werd. Asanne was verliefd geworden op
Maimouna. Hij was veertien en Maimouna twaalf. Met haar zou hij gaan trouwen
dat stond vast en als Allah het wilde zou het ook zo gebeuren.
Asanne dacht aan haar lieve gezichtje wat hij al zo veel
jaren kende. Maimouna woonde een paar straten verder. In een groot huis met
veel belangrijke mensen. Er waren zelfs twee auto’s en de vader van Maimouna
werd elke ochtend door een chauffeur weg gereden. Maimouna liep dagelijks naar
haar school en Asanne zorgde ervoor dat hij zo vaak mogelijk in haar straat of
dicht bij de school was om haar onopvallend te kunnen begroeten. Soms was er na
schooltijd gelegenheid geweest om wat langer te praten op een ingetogen en toch
vrolijke manier. Want eigenlijk mocht Asanne in het geheel niet praten met een
meisje uit de hogere klasse. Het was Maimouna geweest die had besloten om de
vriendschap toe te staan. Asanne had dat zeer bewonderd. Een meisje dat
zelfstandig overkwam en hem de kleine bedelaar, aandacht wist te schenken. Er
waren dagen geweest dag Asanne kwaad
en opstandig was geweest over zijn schrale leven dat zo uitzichtloos leek. De
oudere jongens in de koranschool van Oustache Modou waren soms met ruzie
vertrokken. Zij accepteerden het gezag van Modou niet meer. Het was Modou goed
gegaan. Hij had van de gebedelde inkomsten eerst een klein winkeltje kunnen
kopen. En later opnieuw een grotere winkel. Hij woonde allang niet meer in het
kamertje zonder deur met dat lichtblauwe gordijn. Daar woonde nu zijn assistent
die eigenlijk de korangeschriften beter kende dan Modou zelf.
Er was ruzie geweest tussen de oudere jongens en de
Oustache. De jongens waren woedend weggelopen. De Oustache had hen nageroepen
dat zij zijn beste leerlingen waren en dat hij zo veel voor hen had betekend. De
jongens hadden zich niet meer omgedraaid. En Asanne was verbaasd geweest over
het gemak waarmee de jongens zich vrij hadden gemaakt. Een jaar later zou
Asanne het zelfde doen. Hij had Sering al eerder leren kennen. Een chauffeur op een grote
bus die na zijn ritten vaak op een bankje had gezeten voor zijn huisje. Asanne
had hem gevraagd hoe het onderweg op de reizen toe ging en waar de bus zoal
kwam. Sering had gezegd ‘ga meer eens mee dan zie je waar ik over spreek’.
Asanne was een paar keer mee geweest zonder toestemming van de Oustache. Het
geld wat Sering hem had gegeven voor zijn hulp had Asanne ’s avonds aan de
Oustache gegeven. Wanneer Asanne precies apprenti werd wist hij niet meer. Hij
had zijn weinige kleding verzameld en had tegen de andere jongens in de Daara
gezegd dat hij voortaan in de bus zou slapen. Niemand had hem tegengehouden en
niemand zou hem geluk wensen.
De zon had het lichaam van Asanne opgewarmd maar Asanne had het steeds kouder gekregen. De beelden die hij zo scherp voor zich had gezien werden steeds vager en kleurden zich met het geel van de zon. Asanne vond het een mooi spel en glimlachte want hij wist dat hij op weg naar het paradijs was. Pas twee dagen later stopte de oude witte bus aan de andere kant van de weg. Sering de chauffeur probeerde nog de knopen van het hemd van Asanne dicht te doen. Zijn trillende vingers voelden dat het te laat was. Hij streek over het verharde en uitgedroogde gezicht van Asanne en voelde onder zijn hand de bevroren glimlach van Asanne.
De zon had het lichaam van Asanne opgewarmd maar Asanne had het steeds kouder gekregen. De beelden die hij zo scherp voor zich had gezien werden steeds vager en kleurden zich met het geel van de zon. Asanne vond het een mooi spel en glimlachte want hij wist dat hij op weg naar het paradijs was. Pas twee dagen later stopte de oude witte bus aan de andere kant van de weg. Sering de chauffeur probeerde nog de knopen van het hemd van Asanne dicht te doen. Zijn trillende vingers voelden dat het te laat was. Hij streek over het verharde en uitgedroogde gezicht van Asanne en voelde onder zijn hand de bevroren glimlach van Asanne.
NB: In West Afrika worden 100.000den meisjes en jongens het recht op opgroeien binnen hun eigen familie en het recht op regulier onderwijs ontzegd door exploitatie van hun levenslust. Jongens die in de informele 'koranscholen' opgroeien hebben het nu hun jarenlange verblijf extra moeilijk om sociaal te integreren.
Zij spreken veelal geen Frans en kunnen nauwelijks lezen en schrijven.
Meisjes vanaf 10 jaar oud worden 'uitgeleend' aan familieleden
of moeten jarenlang als werkster in rijkere gezinnen aan de slag.
Zij spreken veelal geen Frans en kunnen nauwelijks lezen en schrijven.
Meisjes vanaf 10 jaar oud worden 'uitgeleend' aan familieleden
of moeten jarenlang als werkster in rijkere gezinnen aan de slag.
Ik ben zeer aangedaan door het verhaal van Asanne. dit doet mij denken aan alle Talibé die ik op straat heb zien bedelen in voor mij mensonterende omstandigheden: mager, vuil, onderkomen!
BeantwoordenVerwijderenWaarom worden deze kinderen niet door de regering en of door de rijkere landgenoten geholpen! Dit is mensonterend.
Het verhaal van Asanne is schrijnend.
BeantwoordenVerwijderenDe situatie van de meeste Talibé kinderen is mensonterend en wraakroepend.