Dure woorden zoals 'Animisme, Paternalisme, Patronage, Nepotisme, de Trias Politica, Broederschappen" – Je zal er meer mee te maken krijgen als
ontwikkelingswerker in bijvoorbeeld West Afrika! Als ik de dure woorden uitspreek dan wringt mijn tong zich in bochten. Na zoveel jaren in een Franstalig gebied begin ik zelfs al te schrijven met een Frans accent. Ik heb het nu even niet over
noodhulp, bilaterale en multilaterale projecten maar eerder over kindsoldaten,
straatkinderen, boeren in dorpen en de positie van meisjes en vrouwen. Gevolg
van buitenlandse interventies zijn dan medisch/sociale opvangprojecten,
onderwijs projecten, agrarische projecten en sinds enige jaren duurzame
(milieu) projecten. In hoofdlijnen zijn dit de vier gebieden waar de NGO’s en
de particuliere initiatieven (PI’s) zich mee bezig houden. In tegenstelling tot
de NGO’s die veelal een ‘werkdomein of specialisatie’ kiezen gaan de PI’s veel
breder aan de slag. Zij worden dan ook niet geplaagd door al teveel formaliteiten die door ‘Den Haag’ of het
hoofdkantoor van een NGO zijn opgelegd. Bij de NGO’s en de PI’s zijn de
doelstellingen vaak zeer duidelijk maar tijdens de uitvoering worden zij vaak
geplaagd door onvoorziene tegenslagen die direct te maken hebben met de
cultuurverschillen bij de ‘ontvangende partijen’.
Als ontwikkelingswerker heb je inlevingsvermogen nodig en een open vizier en zijn je grootste tegenstanders paternalisme en patronage. Het is jammer dat Geert Wilders zo boos is op de Islam want juist hij schurkt zo graag tegen paternalisme en patronage aan.
Hierdoor zou Geert de ideale lokale directeur zijn van een lokaal NGO project met een
groot budget om bijvoorbeeld de voedselproductie in Islamitisch West-Afrika
dusdanig op gang te krijgen waardoor er zoveel extra wordt verbouwd dat er
bijna 50% naar Nederland geëxporteerd kan worden. Voor zijn vertrek naar Touba
regelt hij in Brussel nog even dat de landbouwsubsidies worden afgebouwd in
gelijke tred met de resultaten van zijn inzet in West Afrika. Zijn naar
populisme neigende aanpak is ideaal om de vele keuterboertjes op de
plattelanden van West Afrika te motiveren. In de tussentijd kunnen de werkeloos
geraakte boeren in Nederland omgeschoold worden door Nederlandse training instituten om goed geïnstrueerd naar West Afrika te vertrekken. Voor alleen
gaande boeren werkt de KRO samen met de West Afrikaanse Islamitische Omroep aan
speciale productie ‘Boer Zoekt Vrouw in West Afrika’. Global warming begint
immers ook in de slaapkamer. Mocht Geert die als Indo best wel goed tegen de
warmte bestand is toch liever naar Amerika immigreren (daar voelt hij zich veilig
zei hij onlangs) dan zou Maxime Verhagen het ook wel eens heel leuk kunnen doen
in West Afrika. Zijn tobberigheid zou aldaar als bedachtzaamheid uitgelegd
kunnen worden en in de orale cultuur van de West Afrikanen neemt men vaak alle
tijd om de zaken goed door te spreken. Hier ligt een kans voor Maxime.
Wij weten allemaal dat animisme de voorloper was van
religie. En dat het merendeel van de ontwikkelingswerkers uit een van de monotheïstische landen komt. Ofwel landen met een eeuwen oude christelijke
cultuur die ook door moderne ongelovigen niet valt te ontkennen. In Nederland
wonen minder dan 3 miljoen mensen die pertinent een ander geloof hebben. Waar
Geert Wilders zo bang voor is begrijp ik niet zo goed. Er is een grote kans dat over vijftig jaar weer
een groot aantal klimhallen
in bijzondere en in ongebruik geraakte gebouwen gevestigd kunnen worden.
Toen Nederland nog het grootste Islamitische land ter wereld was hebben twee
Nederlandse architecten Klingenberg en Dingemans nog een prachtige moskee voor
de stad Medan op Sumatra ontworpen. Dit was zeker niet de enige moskee die de
Nederlanders in Indië hebben gebouwd. Dat waren nog eens tijden. In 1929
schreef Jef Last een liedje over een type ontwikkelingswerker die toen nog
zendeling werden genoemd. Hier de eerste vier regels op de foto beneden het
artikel het gehele liedje. ‘Nu ‘ik je landen heb genomen – en je arbeid niet
betaald – weet je, dat je moet geloven, - wat de zendeling verhaalt’ -. De
zendelingen kregen vrij baan toen de Ethische Politiek werd ingevoerd. Zij
kwamen vooral om het animisme onder de Inlanders te bestrijden en mocht het zo
zijn dat de Inlanders inmiddels de Islam aanhingen dan zouden de mooiere
schoolgebouwen en de betere sanitaire voorzieningen de weg wel plaveien naar
kerkgebouwen waar één God vereerd werd en de wil van de zendeling wet werd
naast de door Nederlands bestuur opgelegde wetten naar Nederlands model. Het
aanbidden van bomen, grote stenen, onzichtbare dieren, geesten en voorouders werd
als ‘not done’ verklaard. En de Islamisering van Nederlands-Indië moest een
halt toegeroepen worden de Sharia werd door de Nederlanders als onwettig
beschouwd en was een bedreiging voor de productie van de zeer winstgevende
export naar Nederland.
Als je bijvoorbeeld in West Afrika aankomt als
ontwikkelingswerker dan krijg je vanzelfsprekend een aantal lokale collega’s. Deze
collega’s hebben allemaal een vader of anders een broer van- of een oom die de
familie scepter hebben overgenomen. Zijn woord is ten alle tijden belangrijker
dan het salaris/vergoeding of de aandacht die een buitenlandse NGO of PI
schenken aan de lokale collega die het ‘project’ komt ondersteunen. Als de
vader of oom besluit dat het familielid niet bij een blanke NGO of PI mag
werken dan is zijn wil wet. Als het wel mag zit er iets achter. Dit paternalisme vindt
zijn oorsprong in de oude dorpsculturen waarbij de familievaders een leider
aanwijzen die als Chef wordt aangesteld. Door patronage weet hij zich verzekerd van steun voor het door hem gevoerde beleid. Het
belonen met gunsten is immers lucratiever dan het niet gunnen. Want dat moet je
uitleggen. Als ondanks het beleid van de patriarch de oogsten mislukken en de
inkomsten dalen dan wil nepotisme ofwel het begunstigen
van familieleden nog wel eens een voortreffelijk middel zijn om de zo moeizaam
opgebouwde positie en welvaart van de patriarch in
stand te houden. De patriarch is inmiddels lid geworden van een broederschap en
onderneemt reizen naar een van de hoofdzetels van zo’n broederschap in
bijvoorbeeld Touba, Tivaouane of Layene. Hij ontmoet daar
gelijkgestemden en vindt zelfs een inspirerend idool en wordt dan zijn
volgeling. Het idool inspireert de kleine patriarch tot nieuwe vormen van
leiding geven en religieuze beleving in zijn familie en dorp. En ook de kleding
van de kleine patriarch wordt beïnvloed door de modetrends in de religieuze
centra. De kleding wordt steeds minder geschikt als werkkleding op de
landerijen en ook de stoel in de Bantaba (ontmoetingsplaats) word hoger en
mooier dan de andere stoelen.
Als je als ontwikkelingswerker in West Afrika aankomt dan
dien je rekening te houden met de grote invloed die de religie heeft op de
staat. De regeringsleden zijn voor 95% aanhangers van één van de genoemde
broederschappen die pas in de tweede plaats ‘volksvertegenwoordiger zijn’. De
scheidingslijn tussen religie en staat is bijzonder dun. Als de broederschappen
morgen ieder een eigen Bank zouden openen dan zou onmiddellijk zichtbaar worden
dat zij over veel meer kapitaal beschikken dan de overheid. Het volk leert
immers al jong dat goed leiderschap best wel wat mag kosten, doneren aan je geestelijk
leider is immers de weg naar verlossing en mogelijk een positie aan de zijde van je leider. Als dan de NGO’s en de PI’s met
buitenlands (gratis) geld voor aanvulling van de staats- of dorpskas zorgen dan is dat natuurlijk prachtig. Want
naast de bereidheid om te helpen uit naastenliefde is er ook nog zoiets als een
collectief schuldgevoel wat gevoed wordt door gebrekkige kennis over bijvoorbeeld het
koloniale verleden van Holland en de daarbij behorende
ontkenningsproblematiek. Ongecontroleerd ‘willen helpen’ als informeel Particulier Initiatief kan echter ook tot vergroting van
de bestaande problematiek leiden en draagt weinig bij aan de lange termijn oplossing.
In mijn vorige blogbijdrage maakt ik gewag van een Koran School /Daara op 50 met afstand van ons projectonderkomen Villa Dakarkids. Van de week hadden wij ’s avonds in de gehele wijk een langdurige stroomonderbreking. Daar zijn wij aan gewend. Onmiddellijk veranderde onze wijk naar een situatie zoals 800 jaar geleden in een dicht bebouwde grote nederzetting. In het donker de contouren van kleine en grote gebouwen met hier en daar een olielampje of vuurtje. Op het grote en smerige terrein van de Daara was een groepje Talibé bezig met het opwarmen van gekregen gekookte rijst met wat groenten in een groot leeg conservenblik. Tijdens het passeren werd ik door de jongens uitgenodigd om bij het vuurtje te komen staan. De smerige prak werd ondertussen opgegeten en er werd geanimeerd vragen gesteld over onze Dakarkids die kennelijk veel vaker oude kleding en eten kwamen brengen dan ik wist. Aan mij werd gevraagd of er niet een groepje jongens dagelijks les in lezen en schrijven gegeven kon worden. Ik heb toen gezegd dat de Oustache ofwel Koranschool leider altijd persoonlijk bij ons langs mag komen met zo'n vraag. Ik heb er aan toegevoegd dat áls hij het niet zelf komt vragen, dat ik dan over circa twee weken aan hém zal vragen waarom hij niet is langs gekomen. De jongens en ik wisten dat hij dat nooit zou doen. Hij verlangt immers minstens 500 CFA (85 euro cent) per dag per kind als betaling voor zijn Koranlessen. Regulier onderwijs voor zijn kinderen zouden zijn verdienmodel echter grote schade aan kunnen brengen. Over twee weken ga ik bij de Oustache langs met een medewerker van het gemeentehuis om te vragen waarom hij zijn kinderen het recht op goed onderwijs onthoud (wordt vervolgd).
'Weet je nog wie mevrouw L. is?' vroeg een oudere Talibé mij bij het vuurtje. Na diep nadenken herinnerde ik mij een oudere dame uit de buurt van
Holland die met haar 20 jaar jongere Senegalese minnaar in 2008 wanhopig om
financiële noodhulp had gesmeekt voor háár Talibé project in een nieuwbouwwijk
waar veel onafgebouwde huizen stonden en waar groepen met jongens met een
zichzelf Koran-leerkracht noemende man woonden. Mevrouw L. Was in 2006 in Yoff
neergestreken nadat zij plotseling weduwe was geworden. Al snel kreeg zij een
vriend en begon zij met het helpen van Talibé. Het was aanvankelijk een kleine
groep van circa acht jongens uit een dorp niet ver bij Linguere vandaan. Door de geboden hulp van mevrouw L.
Steeg het aantal nieuwkomers ui het dorp met sprongen. Als mobieltjes het persoonlijk geluk verhogen dan is de groei van het Talibé project van mevrouw
L. een mooi voorbeeld. Er werd indertijd druk naar het dorp van de jongens gebeld dat de Koranschool meer leerlingen kon opnemen door de hulp van mevrouw L. Binnen twee jaar was de erfenis op en mevrouw was er niet in
geslaagd om voldoende donateurs en subsidies te verzamelen om haar project in
stand te houden. Door de financiële zorgen en het wiet en drankgebruik van haar
minnaar was ook die relatie bekoeld en heeft mevrouw L. in 2008 schielijk het
land verlaten om nooit meer terug te komen. Inmiddels was de Daara die door
haar geholpen werd uitgegroeid tot 34 jongens uit het zelfde dorp die in 2011 uit hun kraakpand
werden gezet en op het landje vlak bij ons project terecht zijn gekomen. Er
wonen nu 42 jongens met hun Koran leerkracht. 22 jongens slapen buiten omdat de
hut te klein is voor iedereen. De jongens zijn verplicht om meer dan 500 CFA per dag (
80 eurocent) en eten op straat te bedelen. Dat kost hun gemiddeld 12 uur per
dag.
West Afrika staat vol met onafgewerkte en onafgebouwde
gebouwen die ooit door reeds lang verdwenen NGO’s en PI’s zijn neergezet met de beste
bedoelingen. De gemiddelde levensduur van dergelijke projecten is minder dan
drie jaar. Toen was het vuur eruit of moest ‘het volk’ het ‘zelf’ kunnen doen was
de algemene doelstelling. Het geïnvesteerde kapitaal is aan bouwmateriaal,
eventueel inrichting, eten en vergoedingen op gegaan. Op deze wijze zijn er
miljoenen Euro’s op informele wijze in de economie van Senegal verdwenen. Het
is als het ware cadeau gegeven aan de Staat die bemerkte dat niets doen veel
meer oplevert dan wél iets doen en bijvoorbeeld de ‘buitenlandse hulp’ te
reguleren en ordentelijk te verdelen. De bilaterale en multilaterale hulp aan
bijvoorbeeld Senegal heeft ogenschijnlijk weinig zichtbare verandering op
‘staatshuishouding’ niveau gebracht maar over een periode van bijvoorbeeld 20
jaar is er wel zeer veel ten goede veranderd door deze hulp. Het langzame
secularisering proces, de trek vanuit het platte land naar de steden en de
explosieve bevolkingsgroei is een van de grootste tegenkrachten op de weg naar
ontwikkeling. Aspirant
ontwikkelingswerkers dienen eenmaal aangekomen dan ook rekening te houden met
de dure woorden waarmee dit blogartikel vol staat.
Ideaal zou een APP zijn
waarin de dure woorden en de ‘do’s and don’ts’ in een ontwikkelingsland op makkelijke wijze te vinden zijn.
Heerlijk zo’n Development APP met extra WiKi en daarnaast gezondheidstips,
kleding tips (wat trek je aan als je lang een moskee of heilige boom loopt). Of
hoe ga je om met een verliefdheid met een lokaal iemand en hoe vertel je het
thuis of aan je baas. Hoe schat je eigendomsverhoudingen in. Hoe schat je
corruptie in en hoe ga je daar mee om. Of hoe ga je om met het idee dat veel
lokalen vinden dat de christelijke landen eigenlijk een ‘schuld’ komen inlossen
met jou project als metafoor terwijl de lokale mensen vinden ‘give me or us the
money’ dan doen wij het zelf wel. En vergeet dan ook niet dat jij door hún god werd
gezonden dus ben je alleen maar een boodschapper. Ja, hij zou er toch écht moeten komen die Development App. Inclusief
de historie en analyse van de vele projecten die prima zijn verlopen of
mislukten. Heeft U vragen of bijzondere verhalen. Ik redigeer deze gaarne voor de nieuwe
APP - dakarkids@gmail.com of ddtcentre@gmail.com.
Development App. inclusief de historie en analyse
van de vele projecten die prima zijn verlopen of mislukten.
Tom Poes is slim. Hij heeft het kapitaal van Heer Bommel ooit verdubbeld.
Was het oud-geld van Bommel eigenlijk uit Nederlands-Indië afkomstig?
Een liedje van Jef Last uit 1929 - uit
Liedjes op den maat van de rottan
De grote door Nederlanders ontworpen moskee in Medan
Touba -Senegal
Tivaouane -Senegal
Yoff - Layene - Senegal
Schoon water is ook een groot probleem in Senegal
Talibe in Yoff eten vaak een koude prak
Dakarkids stimuleert community projecten in Yoff - Senegal
je kan ook wat doen voor en met de dakarkids in Yoff-Layene - Senegal
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
plaats een reactie we horen graag van je!