woensdag 16 mei 2012

Kon Kelei: Een land waar een zwarte voetballer zo belangrijk is, dat moet wel een goed land zijn

Het was op 26 oktober 2009 rond het vriespunt op het grijze perron van het Amstelstation. In Dakar zou het circa 25 graden en zonnig geweest zijn. Ik was vandaag vijf dagen in Amsterdam en had het koud ondanks mijn onderhemd, hemd, trui en dikke jas. De trein van 15.40 had vertraging. Er stond een donkere jonge man ik keek naar hem en hij keek naar mij of was dat maar verbeelding. Ik zocht in mijn herinnering naar gezichten uit Senegal en vergeleek deze met het gezicht van de jonge man die zo rustig op drie meter afstand stond te wachten. Ik voelde terwijl ik mij omdraaide dat hij ook naar mij bleef kijken. In gedachten overwoog ik dat zijn huidskleur niet van de stad was. Het was een donker ebbenhouten tint die in de streek van Joal op circa 200 kilometer van Dakar veelvuldig is te zien. Als er aanstaande straatkinderen uit Joal  in Dakar aankomen. Dan hebben zij nog die donkere tint met die dichte huidstructuur waar zo makkelijk het grijze stof van Dakar op blijft kleven. Pas na vele maanden op straat of in het kraakpand van hun zogenaamde Koranschool wordt de huid iets opener. Misschien door andere eetgewoontes en meer suiker. De gebedelde suikerklontjes worden vaak met water door de kinderen weg gespoeld. De suiker maakt hen ook gedreven en onrustig. De jongeman op het station zag een oudere man met een diepgebruinde huid en handen in de zelfde kleur. Wij waren beiden het meest donker getint van treinpassagiers om ons heen. Aan de andere kant van het perron stapte een mengelmoes van nationaliteiten in de naar Amsterdam Zuid-Oost vertrekkende metro. Zuid-Oost, wat vroeger de Bijlmer werd genoemd.

Wij staarden elkaar nog een paar keer aan en uiteindelijk vroeg ik hem in het Frans of hij soms uit Senegal kwam en mij soms kende. Hij hoorde het woord Senegal en sprak in het Engels dat hij uit Soedan kwam. Er ontstond een gesprek waarbij ik verteld dat ik in Senegal werkte en dacht hem mogelijk te herkennen. Hij dacht mij ook wel eens gezien te hebben. Maar wij kwamen er snel achter dat wij elkaar nooit eerder hadden ontmoet. De trein rolde het station binnen en als vanzelfsprekend namen wij samen plaats in de half lege trein. Hij verteld mij dat hij als gevluchte kindsoldaat in Nederland was aangekomen en nu vele jaren later bijna klaar was met een rechtenstudie en in de afgelopen dagen naar een WarChild congres was geweest, een organisatie waar hij vrijwilligerswerk voor deed. Of hij na zijn Internationaal Recht studie terug zou keren naar Soedan of anders carrière zou maken in bijvoorbeeld Brussel? Zeer beslist antwoordde hij – Nee, ik ga terug om mijn land te helpen bij de wederopbouw. Er zweemde een trieste glimlach op zijn gezicht en hij keek even weg toen hij zijn woorden zo beslist had uitgesproken. Hij vertelde dat hij ook een school aan het bouwen was met vrienden en met geld uit Nederland. 


Opeens hadden wij iets gemeenschappelijks en bekijken wij samen op de laptop de beelden van het Dakarkids project. Na een serie foto’s met de straatkinderen van Dakar en daarna de schoongewassen Dakarkids in hun schooltje of etend aan tafel kon ik aan zijn gezicht zien dat hij de Kids hun nieuwe leven in de stad volledig gunde. Ik noteerde zijn website en naam en wij gaven elkaar een hand - Kon Kelei. Wij waren nu geen vreemden meer en hadden het zelfde doel, met een theelepeltje hulp uit Nederland, kinderen in Bor en Dakar aan een goed onderwijs helpen. Wij voelden dat het goed was om samen even over Afrika te praten. Om er even te zijn- met onze gedachten en bezorgdheid. Een bezorgdheid die voor ons beiden een andere grondslag had. Kon miste zijn cultuur en familie en moest veel geduld opbrengen om zijn studie af te maken. Zelf ben ik in Dakar om enerzijds de toegenomen maatschappelijke hardheid in Nederland te ontlopen en tegelijkertijd Nederland de Afrikaanse werkelijkheid voor te houden. Afrika heeft een enorm potentieel aan intelligente jonge Afrikanen die vandaag en morgen nog steun nodig hebben om overmorgen zelfstandig verder te kunnen. Het bouwen van de school was niet het hoofddoel van Kon Kelei. Hij wilde met een zinvolle studie aankomen die de hele gemeenschap kon dienen en niet met een zak met geld die door de familie en omgeving snel geconsumeerd zou worden. Common sense heet dat toch in het Engels. In Amsterdam noemen wij dat plat gezegd ‘je herses gebruiken’.

Een paar weken terug kwam een circa 26jarige Senegalees aan onze Dakarkids deur. Of ik hem nog kende? Vier jaar geleden woonde hij niet ver van ons kinderproject gebouw en zou profvoetballer worden. Het ontbrak hem alleen nog aan club in Senegal die zijn onwaarschijnlijke talenten zou ontdekken. Hij oefende dagelijks met andere grote talenten op plastic strandschoenen op een braakliggend terrein. Hun copy shirtjes van Real Madrid die in Indonesische fabrieken in miljoenen oplages voor ontwikkelingslanden worden gefabriceerd hebben een groot voordeel. Ze zijn goedkoop en na 10x wassen kan je er doorheen kijken dus word het tijd voor een met trots gedragen nieuw setje. Zo vernieuw je jezelf voortdurend. Vier jaar later had de stervoetballer geen contract bij Real Madrid gekregen. Ze waren zelfs niet langs geweest. Hij was nu Rasta geworden met een geel groen gehaakte katoenen muts over zijn dreadlocks. In Senegal noemen de Rasta’s zich Bay Fall. Hij noemde zichzelf nu ook zo. Bay Fall kwam vragen of ik hem Nederlandse les wilde geven en hij had een via de NL ambassade aangeschaft ‘inburgeringspakket’ bij zich. Met pittige Nederlandse lessen. Hij vertelde trots dat hij sinds enige tijd een Nederlandse vriendin had en dat hij zo spoedig mogelijk naar Nederland wilde verhuizen om daar te gaan werken en succesvol te worden. Als je daar eenmaal bent Bay Fall kom je dan ook weer terug? Nee, nee alleen voor vakanties of zo. Verleden jaar is de Nederlandse mevrouw die in Dakar NL les gaf aan aspirant immigranten naar Nederland terug gekeerd. Zij had door de aangescherpte toelatingseisen nauwelijks nog leerlingen.

Bay Fall had tranen in zijn ogen nadat ik hem tot drie keer toe had uitgelegd dat ik in Senegal woon en werk om jonge mensen juist in Senegal te laten blijven om door hard studeren hun eigen land op te helpen bouwen. Bay Fall vond echter dat het mijn morele plicht was om hem te helpen. Wij waren volgens hem immers vrienden. Toen ik hem voorhield dat hij dan maar 15 Euro per uur moest betalen net zoveel als de voormalige Nederlandse Juf had gevraagd jammerde hij dat zijn vriendin geen geld had om de lessen te betalen. Waarom moet zij het betalen? Bay Fall wilde immers weg. En nu hij zijn voetbal aspiraties had ingeruild voor een andere droom moest hij zelf maar een baantje zoeken om de lessen te betalen. Opeens was ik weer een buitenlander. Ik zou geen idee hebben hoe moeilijk het was om werk te vinden. Toen ik hem voorhield dat het merendeel van de Senegalezen hem geen baan wilde geven vanwege zijn rasta uiterlijk en houding maar dat hij morgen aan het werk kan op een van de door Chinezen strak uitgevoerde bouwprojecten in Dakar en dan makkelijk 120.000 CFA (185 Euro) per maand zou verdienen werd Bay Fall bijna onvriendelijk. Hij draaide weer bij en begon te smeken. Hij wilde ons hele huis wel schoonmaken als ik maar les gaf. Vond hij ons huis dan vies? Het was toch schoon en ik vertelde hem dat wij ons eigen huis zelf schoonhielden en dat wij zelf kookten en niemand in zouden huren om voor ons te werken. Op mijn vraag of wij soms zijn enige hoop waren en waarom hij geen plan B had staarde hij mij met grote ogen aan. Plan B? Ja, en plan C en D. Of wilde hij ons vertellen dat wij zijn énige houvast waren om uit Senegal weg te komen? Als pleister op de wond heb ik hem laten gaan met de boodschap om mij verslag uit te brengen bij wie en met wie hij gesprekken heeft gevoerd om geld te verdienen voor zijn Nederlandse lessen. Ik vermoed dat ik hem nooit meer zal zien en ik heb toen de planten van de jongens water gegeven, want die moeten ook groeien.

Na ons geanimeerde gesprek denderde de Inter City het station van Utrecht binnen. Wij namen kalm en warm afscheid van elkaar en zouden contact houden. Ik was onder de indruk van Kon Kelei zijn doelstelling om naar Soedan terug te willen keren. Met als grootste cadeau een internationaal erkend diploma. Ik heb hem nog een mailtje gestuurd maar hij zal het te druk hebben gehad met antwoorden.

26 oktober 2009

Hallo Kon,

Het was natuurlijk bijzonder om je te ontmoeten. En het zal wel zo moeten zijn.

Ondertussen heb ik jou website gelezen en ook informatie over de buurt, het zuiden van Sudan en de huidige politieke situatie. De site is goed geschreven en geeft redelijk informatie. Op sommige technische punten zelfs iets te veel. De spaarzame foto's laden langzaam.

Maar ..waar zijn de foto's van de doelgroep? De a.s leerlingen, de leerkrachten ... de buurt, de natuur, de geschiedenis van Bor en de rivier? De lagere scholen.... waar de kinderen vandaan gaan komen.... en de positieve toon?

Maak ook een avondschool in het zelfde gebouw voor volwassenen onderwijs..... 

2,5 jaar later blijkt er opnieuw veel werkt verricht te zijn rond de school in Cuey Machar en is Soedan opgesplitst in twee landen. Onlangs kon ik in Dakar via internet en uitzendinggemist.nl  de bijzondere documentaire ‘Achterland de weg terug Cuey Machar’ zien. Gemaakt door Albert Elings en Kon Kelei. De stoeipartij in de goed ingerichte kamers van het asielzoekerscentrum en de aankomst op het vliegveld van Khartoum geven de indruk dat het Kon Kelei emotioneel goed is gegaan. Maar de blik in zijn ogen, en die van zijn moeder en familie vertellen nog steeds het verhaal van vroeger. Ik herken die blik ook in de ogen van onze kinderen in Dakar en van vroeger in de ogen van mijn moeder die ons niets wilde vertellen over de verschrikkingen van de oorlog in Nederlands-Indië toen de Japanners het overnamen van de Nederlanders. In de documentaire op 38 minuten en nadat hij de kamer heeft verlaten waar hij hoorde dat hij geslaagd is was Kon Kelei geëmotioneerd. Hij verteld over zijn neef die hij moest achter laten. De neef is nooit meer terug gevonden. Kon Kelei spreekt met de zelfde stem zoals de kinderen bij ons in Dakarkids als die na enige tijd zijn bijgekomen en proberen te vertellen over hun levensloop. Het gaat altijd over verlies en diepe emotionele wonden die onzichtbare lidtekens zullen achter laten. Kon Kelei vraagt zich af waarom hij het wel heeft overleefd en zijn neef niet? Die school van Kon Kelei en zijn vrienden moet er om die reden dan ook komen. Een school waar de overlevenden met elkaar kunnen leren, lachen, spelen en soms kunnen huilen over een verleden wat opnieuw een onzekere toekomst heeft. Zijn telefoon nummer heb ik niet. Wel de donatiemodule van de stichting rond de school van Kon Kelei en het gironummer als je buiten Nederland zou wonen Giro 96 24 01 – De Dakarkids hebben de documentaire ook gezien zij waren stil en sommigen lieten hun blik wel eens afdwalen. Zij hadden dan de zelfde blik in hun ogen als Kon Kelei en zijn moeder in de documentaire.

En schreef Etty Hillesum niet als volgt in haar dagboek:

"De omstandigheden, de goede en de slechte, moet men aanvaarden, wat niet belemmert dat men zijn leven eraan kan wijden de slechte te verbeteren."

(Dagboek van Etty Hillesum, Vrijdag 3 juli 1942)


Foto's van George Steinmetz





Er dreigt weer oorlogsgevaar in Soedan

Een nieuwe echte school in Cuey Machar



Dakarkid Abdou 2012 ADHD (Alle Dagen Heel Druk)



donderdag 10 mei 2012

Eindelijk een APP voor ontwikkelingswerkers NGO’s of PI’s

Dure woorden zoals 'Animisme, Paternalisme, Patronage, Nepotisme, de Trias Politica, Broederschappen" – Je zal er meer mee te maken krijgen als ontwikkelingswerker in bijvoorbeeld West Afrika! Als ik de dure woorden uitspreek dan wringt mijn tong zich in bochten. Na zoveel jaren in een Franstalig gebied begin ik zelfs al te schrijven met een Frans accent. Ik heb het nu even niet over noodhulp, bilaterale en multilaterale projecten maar eerder over kindsoldaten, straatkinderen, boeren in dorpen en de positie van meisjes en vrouwen. Gevolg van buitenlandse interventies zijn dan medisch/sociale opvangprojecten, onderwijs projecten, agrarische projecten en sinds enige jaren duurzame (milieu) projecten. In hoofdlijnen zijn dit de vier gebieden waar de NGO’s en de particuliere initiatieven (PI’s) zich mee bezig houden. In tegenstelling tot de NGO’s die veelal een ‘werkdomein of specialisatie’ kiezen gaan de PI’s veel breder  aan de slag. Zij worden dan ook niet geplaagd door al teveel formaliteiten die door ‘Den Haag’ of het hoofdkantoor van een NGO zijn opgelegd. Bij de NGO’s en de PI’s zijn de doelstellingen vaak zeer duidelijk maar tijdens de uitvoering worden zij vaak geplaagd door onvoorziene tegenslagen die direct te maken hebben met de cultuurverschillen bij de ‘ontvangende partijen’.

Als ontwikkelingswerker heb je inlevingsvermogen nodig en een open vizier en zijn je grootste tegenstanders paternalisme en patronage. Het is jammer dat Geert Wilders zo boos is op de Islam want juist hij schurkt zo graag tegen paternalisme en patronage aan. Hierdoor zou Geert de ideale lokale directeur zijn van een lokaal NGO project met een groot budget om bijvoorbeeld de voedselproductie in Islamitisch West-Afrika dusdanig op gang te krijgen waardoor er zoveel extra wordt verbouwd dat er bijna 50% naar Nederland geëxporteerd kan worden. Voor zijn vertrek naar Touba regelt hij in Brussel nog even dat de landbouwsubsidies worden afgebouwd in gelijke tred met de resultaten van zijn inzet in West Afrika. Zijn naar populisme neigende aanpak is ideaal om de vele keuterboertjes op de plattelanden van West Afrika te motiveren. In de tussentijd kunnen de werkeloos geraakte boeren in Nederland omgeschoold worden door Nederlandse training instituten om goed geïnstrueerd naar West Afrika te vertrekken. Voor alleen gaande boeren werkt de KRO samen met de West Afrikaanse Islamitische Omroep aan speciale productie ‘Boer Zoekt Vrouw in West Afrika’. Global warming begint immers ook in de slaapkamer. Mocht Geert die als Indo best wel goed tegen de warmte bestand is toch liever naar Amerika immigreren (daar voelt hij zich veilig zei hij onlangs) dan zou Maxime Verhagen het ook wel eens heel leuk kunnen doen in West Afrika. Zijn tobberigheid zou aldaar als bedachtzaamheid uitgelegd kunnen worden en in de orale cultuur van de West Afrikanen neemt men vaak alle tijd om de zaken goed door te spreken. Hier ligt een kans voor Maxime.

Wij weten allemaal dat animisme de voorloper was van religie. En dat het merendeel van de ontwikkelingswerkers uit een van de monotheïstische landen komt. Ofwel landen met een eeuwen oude christelijke cultuur die ook door moderne ongelovigen niet valt te ontkennen. In Nederland wonen minder dan 3 miljoen mensen die pertinent een ander geloof hebben. Waar Geert Wilders zo bang voor is begrijp ik niet zo goed. Er is een grote kans dat over vijftig jaar weer een groot aantal klimhallen in bijzondere en in ongebruik geraakte gebouwen gevestigd kunnen worden. Toen Nederland nog het grootste Islamitische land ter wereld was hebben twee Nederlandse architecten Klingenberg en Dingemans nog een prachtige moskee voor de stad Medan op Sumatra ontworpen. Dit was zeker niet de enige moskee die de Nederlanders in Indië hebben gebouwd. Dat waren nog eens tijden. In 1929 schreef Jef Last een liedje over een type ontwikkelingswerker die toen nog zendeling werden genoemd. Hier de eerste vier regels op de foto beneden het artikel het gehele liedje. ‘Nu ‘ik je landen heb genomen – en je arbeid niet betaald – weet je, dat je moet geloven, - wat de zendeling verhaalt’ -. De zendelingen kregen vrij baan toen de Ethische Politiek werd ingevoerd. Zij kwamen vooral om het animisme onder de Inlanders te bestrijden en mocht het zo zijn dat de Inlanders inmiddels de Islam aanhingen dan zouden de mooiere schoolgebouwen en de betere sanitaire voorzieningen de weg wel plaveien naar kerkgebouwen waar één God vereerd werd en de wil van de zendeling wet werd naast de door Nederlands bestuur opgelegde wetten naar Nederlands model. Het aanbidden van bomen, grote stenen, onzichtbare dieren, geesten en voorouders werd als ‘not done’ verklaard. En de Islamisering van Nederlands-Indië moest een halt toegeroepen worden de Sharia werd door de Nederlanders als onwettig beschouwd en was een bedreiging voor de productie van de zeer winstgevende export naar Nederland. 

Als je bijvoorbeeld in West Afrika aankomt als ontwikkelingswerker dan krijg je vanzelfsprekend een aantal lokale collega’s. Deze collega’s hebben allemaal een vader of anders een broer van- of een oom die de familie scepter hebben overgenomen. Zijn woord is ten alle tijden belangrijker dan het salaris/vergoeding of de aandacht die een buitenlandse NGO of PI schenken aan de lokale collega die het ‘project’ komt ondersteunen. Als de vader of oom besluit dat het familielid niet bij een blanke NGO of PI mag werken dan is zijn wil wet. Als het wel mag zit er iets achter. Dit paternalisme vindt zijn oorsprong in de oude dorpsculturen waarbij de familievaders een leider aanwijzen die als Chef wordt aangesteld. Door patronage weet hij zich verzekerd van steun voor het door hem gevoerde beleid. Het belonen met gunsten is immers lucratiever dan het niet gunnen. Want dat moet je uitleggen. Als ondanks het beleid van de patriarch de oogsten mislukken en de inkomsten dalen dan wil nepotisme ofwel het begunstigen van familieleden nog wel eens een voortreffelijk middel zijn om de zo moeizaam opgebouwde positie en welvaart van de patriarch in stand te houden. De patriarch is inmiddels lid geworden van een broederschap en onderneemt reizen naar een van de hoofdzetels van zo’n broederschap in bijvoorbeeld Touba, Tivaouane of Layene. Hij ontmoet daar gelijkgestemden en vindt zelfs een inspirerend idool en wordt dan zijn volgeling. Het idool inspireert de kleine patriarch tot nieuwe vormen van leiding geven en religieuze beleving in zijn familie en dorp. En ook de kleding van de kleine patriarch wordt beïnvloed door de modetrends in de religieuze centra. De kleding wordt steeds minder geschikt als werkkleding op de landerijen en ook de stoel in de Bantaba (ontmoetingsplaats) word hoger en mooier dan de andere stoelen.

Als je als ontwikkelingswerker in West Afrika aankomt dan dien je rekening te houden met de grote invloed die de religie heeft op de staat. De regeringsleden zijn voor 95% aanhangers van één van de genoemde broederschappen die pas in de tweede plaats ‘volksvertegenwoordiger zijn’. De scheidingslijn tussen religie en staat is bijzonder dun. Als de broederschappen morgen ieder een eigen Bank zouden openen dan zou onmiddellijk zichtbaar worden dat zij over veel meer kapitaal beschikken dan de overheid. Het volk leert immers al jong dat goed leiderschap best wel wat mag kosten, doneren aan je geestelijk leider is immers de weg naar verlossing en mogelijk een positie aan de zijde van je leider. Als dan de NGO’s en de PI’s met buitenlands (gratis) geld voor aanvulling van de staats- of dorpskas zorgen dan is dat natuurlijk prachtig. Want naast de bereidheid om te helpen uit naastenliefde is er ook nog zoiets als een collectief schuldgevoel wat gevoed wordt door gebrekkige kennis over bijvoorbeeld het koloniale verleden van Holland en de daarbij behorende ontkenningsproblematiek. Ongecontroleerd ‘willen helpen’ als informeel Particulier Initiatief kan echter ook tot vergroting van de bestaande problematiek leiden en draagt weinig bij aan de lange termijn oplossing. 

In mijn vorige blogbijdrage maakt ik gewag van een Koran School /Daara op 50 met afstand van ons projectonderkomen Villa Dakarkids. Van de week hadden wij ’s avonds in de gehele wijk een langdurige stroomonderbreking. Daar zijn wij aan gewend. Onmiddellijk veranderde onze wijk naar een situatie zoals 800 jaar geleden in een dicht bebouwde grote nederzetting. In het donker de contouren van kleine en grote gebouwen met hier en daar een olielampje of vuurtje. Op het grote en smerige terrein van de Daara was een groepje Talibé bezig met het opwarmen van gekregen gekookte rijst met wat groenten in een groot leeg conservenblik. Tijdens het passeren werd ik door de jongens uitgenodigd om bij het vuurtje te komen staan. De smerige prak werd ondertussen opgegeten en er werd geanimeerd vragen gesteld over onze Dakarkids die kennelijk veel vaker oude kleding en eten kwamen brengen dan ik wist. Aan mij werd gevraagd of er niet een groepje jongens dagelijks les in lezen en schrijven gegeven kon worden. Ik heb toen gezegd dat de Oustache ofwel Koranschool leider altijd persoonlijk bij ons langs mag komen met zo'n vraag. Ik heb er aan toegevoegd dat áls hij het niet zelf komt vragen, dat ik dan over circa twee weken aan hém zal vragen waarom hij niet is langs gekomen. De jongens en ik wisten dat hij dat nooit zou doen. Hij verlangt immers minstens 500 CFA (85 euro cent) per dag per kind als betaling voor zijn Koranlessen. Regulier onderwijs voor zijn kinderen zouden zijn verdienmodel echter grote schade aan kunnen brengen. Over twee weken ga ik bij de Oustache langs met een medewerker van het gemeentehuis om te vragen waarom hij zijn kinderen het recht op goed onderwijs onthoud (wordt vervolgd).

'Weet je nog wie mevrouw L. is?' vroeg een oudere Talibé mij bij het vuurtje. Na diep nadenken herinnerde ik mij een oudere dame uit de buurt van Holland die met haar 20 jaar jongere Senegalese minnaar in 2008 wanhopig om financiële noodhulp had gesmeekt voor háár Talibé project in een nieuwbouwwijk waar veel onafgebouwde huizen stonden en waar groepen met jongens met een zichzelf Koran-leerkracht noemende man woonden. Mevrouw L. Was in 2006 in Yoff neergestreken nadat zij plotseling weduwe was geworden. Al snel kreeg zij een vriend en begon zij met het helpen van Talibé. Het was aanvankelijk een kleine groep van circa acht jongens uit een dorp niet ver bij Linguere vandaan.  Door de geboden hulp van mevrouw L. Steeg het aantal nieuwkomers ui het dorp met sprongen. Als mobieltjes het persoonlijk geluk verhogen dan is de groei van het Talibé project van mevrouw L. een mooi voorbeeld. Er werd indertijd druk naar het dorp van de jongens gebeld dat de Koranschool meer leerlingen kon opnemen door de hulp van mevrouw L. Binnen twee jaar was de erfenis op en mevrouw was er niet in geslaagd om voldoende donateurs en subsidies te verzamelen om haar project in stand te houden. Door de financiële zorgen en het wiet en drankgebruik van haar minnaar was ook die relatie bekoeld en heeft mevrouw L. in 2008 schielijk het land verlaten om nooit meer terug te komen. Inmiddels was de Daara die door haar geholpen werd uitgegroeid tot 34 jongens uit het zelfde dorp die in 2011 uit hun kraakpand werden gezet en op het landje vlak bij ons project terecht zijn gekomen. Er wonen nu 42 jongens met hun Koran leerkracht. 22 jongens slapen buiten omdat de hut te klein is voor iedereen. De jongens zijn verplicht om meer dan 500 CFA per dag ( 80 eurocent) en eten op straat te bedelen. Dat kost hun gemiddeld 12 uur per dag.

West Afrika staat vol met onafgewerkte en onafgebouwde gebouwen die ooit door reeds lang verdwenen NGO’s en PI’s zijn neergezet met de beste bedoelingen. De gemiddelde levensduur van dergelijke projecten is minder dan drie jaar. Toen was het vuur eruit of moest ‘het volk’ het ‘zelf’ kunnen doen was de algemene doelstelling. Het geïnvesteerde kapitaal is aan bouwmateriaal, eventueel inrichting, eten en vergoedingen op gegaan. Op deze wijze zijn er miljoenen Euro’s op informele wijze in de economie van Senegal verdwenen. Het is als het ware cadeau gegeven aan de Staat die bemerkte dat niets doen veel meer oplevert dan wél iets doen en bijvoorbeeld de ‘buitenlandse hulp’ te reguleren en ordentelijk te verdelen. De bilaterale en multilaterale hulp aan bijvoorbeeld Senegal heeft ogenschijnlijk weinig zichtbare verandering op ‘staatshuishouding’ niveau gebracht maar over een periode van bijvoorbeeld 20 jaar is er wel zeer veel ten goede veranderd door deze hulp. Het langzame secularisering proces, de trek vanuit het platte land naar de steden en de explosieve bevolkingsgroei is een van de grootste tegenkrachten op de weg naar ontwikkeling. Aspirant ontwikkelingswerkers dienen eenmaal aangekomen dan ook rekening te houden met de dure woorden waarmee dit blogartikel vol staat. 

Ideaal zou een APP zijn waarin de dure woorden en de ‘do’s and don’ts’  in een ontwikkelingsland op makkelijke wijze te vinden zijn. Heerlijk zo’n Development APP met extra WiKi en daarnaast gezondheidstips, kleding tips (wat trek je aan als je lang een moskee of heilige boom loopt). Of hoe ga je om met een verliefdheid met een lokaal iemand en hoe vertel je het thuis of aan je baas. Hoe schat je eigendomsverhoudingen in. Hoe schat je corruptie in en hoe ga je daar mee om. Of hoe ga je om met het idee dat veel lokalen vinden dat de christelijke landen eigenlijk een ‘schuld’ komen inlossen met jou project als metafoor terwijl de lokale mensen vinden ‘give me or us the money’ dan doen wij het zelf wel. En vergeet dan ook niet dat jij door hún god werd gezonden dus ben je alleen maar een boodschapper. Ja, hij zou er toch écht moeten komen die Development App. Inclusief de historie en analyse van de vele projecten die prima zijn verlopen of mislukten. Heeft U vragen of bijzondere verhalen. Ik redigeer deze gaarne voor de nieuwe APP - dakarkids@gmail.com of ddtcentre@gmail.com.

Development App. inclusief de historie en analyse 
van de vele projecten die prima zijn verlopen of mislukten.

Tom Poes is slim. Hij heeft het kapitaal van Heer Bommel ooit verdubbeld. 
Was het oud-geld van Bommel eigenlijk uit Nederlands-Indië afkomstig?

Een liedje van Jef Last uit 1929 - uit 
Liedjes op den maat van de rottan



De grote door Nederlanders ontworpen moskee in Medan

Touba -Senegal

Tivaouane -Senegal

Yoff - Layene - Senegal

Schoon water is ook een groot probleem in Senegal

Talibe in Yoff eten vaak een koude prak

Dakarkids stimuleert community projecten in Yoff - Senegal  


je kan ook wat doen voor en met de dakarkids in Yoff-Layene - Senegal